Kennisbank
Categories
Tactical strength & conditioning (tsac)
Tactical athlete
Energie systemen
Het bewegingsapparaat (Muscoskeletal System)
Wat is het bewegingsapparaat?
Het bewegingsapparaat van het menselijke lichaam bestaat uit botten, gewrichten, spieren en pezen die samenwerkend de bewegingen van het menselijk lichaam mogelijk maken.
Het skelet
Het skelet is opgebouwd uit 206 botten maar het exacte aantal kan variëren van persoon tot persoon.
Het bottenstelsel bestaat uit twee delen: het axiale skelet en het
appendiculaire skelet. Onder het axiale skelet vallen onder meer de
schedel, de wervelkolom, de ribben en het borstbeen
Onder het appendiculaire skelet vallen de schouder- en de
bekkengordel en de botten van de ledematen.
Er zijn slechts kleine verschillen tussen de bottenstelsels van mannen en vrouwen. De botten
van mannen zijn over het algemeen groter en zwaarder dan dezelfde botten bij vrouwen. Daarnaast is de bekkenholte bij vrouwen groter om het baren van kinderen mogelijk te maken.
Gewrichten
Een gewricht is een verbinding tussen botten waarbij beweging mogelijk is.
Er zijn bindweefsel gewrichten (bijna geen beweging mogelijk), kraakbeen gewrichten (beperkte bewegig mogelijk) en synoviale gewrichten (veel beweging mogelijk).
Alle gewrichten maken gebruik van assen. Ze zijn in te delen aan het aantal assen waarover bewging mogelijk is:
1. Eenassige gewrichten: Beweging is mogelijk in één richting zoals in de elleboog.
2. Tweeassige gewrichten: Beweging is mogelijk in twee richtingen zoals in de enkel en de pols.
3. Drieassige gewrichten: Er is beweging over 3 assen mogelijk zoals bijvoorbeeld in de schouder en de heup.
Wervelkolom
De wervelkolom wordt ook wel ruggegraat genoemd. Het bestaat uit 33 of 34 wervels met daartussen een tussenwervelschijf.
De wervelkolom is van boven naar beneden opgebouwd uit:
- 7 Cervicale wervels ter hoogte van de nek.
- 12 Thoracale wervels ter hoogte van de schouders en het midden van de rug.
- 5 Lumbale wervels ter hoogte van de lage rug.
- 5 Sacrale wervels ook wel bekend als het heiligbeen.
- 3-5 Coccygeale wervels ook wel bekend als het staartbeen.
De functie van spieren in het bewegingsapparaat
De spieren in ons bewegingsapaartaat kunnen niet direct kracht uitoefenen op de grond of een object. In plaats daarvan trekken ze aan botten die vervolgens bewegen om een gewricht om beweging mogelijk te maken.
Spieren kunnen alleen maar trekken (verkorten) en nooit duwen (verlengen).
Aanhechting van spieren
Spieren zijn uiteindelijk met twee of meer punten verbonden aan het skelet.
Bij rompspieren spreken over:
Superieur = Dichter bij het hoofd.
Inferieur = Dichter bij de voeten.
Bij de spieren in de ledematen spreken we over:
Proximaal = Dichter bij de romp
Distaal = Verder van de romp vandaan.
Opbouw van spieren
Een skeletspier is opgebouwd uit verschillende bundels van spiervezels die we spiervezelbundels noemen. Deze bundels zijn weer opgebouwd uit individuele spiervezels.
De skeletspier is omgeven door het epymysium. De spiervezelsbundels zijn omgeven door het perimysium en de individuele spiervezelz zijn omgeven door het endomysium.
Alle drie deze bindweefsels zijn verbonden met de pezen. Als er spanning in de spier wordt gecreëerd wordt dit op alle lagen doorgegeven aan de pees en het bot.
Activatie van spieren
Spiervezels worden geïnerveerd door een impuls van motorische neuronen die elektrochemische signalen doorgeven vanuit het centraal zenuwstelsel.
Een motorische neuron en alle spiervezels die het innerveert noemen we een motor unit.
Alle spiervezels van de motor unit trekken tegelijk samen bij een impuls van de motor neuron. Tegelijk is het samentrekken van de spiervezels niet sterker bij een sterkere impuls. We noemen dit het alles-of-niets principe.
De uiteindelijk gegenereerde kracht van een spier hangt dus af van de frequentie van de impulsen en van het aantal motor units dat wordt geactiveerd.
Proprioceptie
Proprioceptie is het vermogen van een organisme om de positie van het eigen lichaam en lichaamsdelen waar te nemen.
Dit gebeurt voornamelijk in ons onderbewustzijn zodat we geen bewuste activiteit nodig hebben om bijvoorbeeld te blijven staan.
De signalen voor de proprioceptie komen uit verschillende soorten sensoren die overal in het bewegingsapparaat voorkomen. De bekenste zijn:
1. Spierspoeltjes (muscle spindles) die in de spieren zelf voorkomen en
2. Golgi lichaampjes (Golgi tendon organs) die voorkomen in de pezen.
Cardiovasculair systeem
Het cardiovasculair systeem wordt ook wel het hart- en vatenstelsel of de bloedsomloop genoemd en is zorgt voor de aan- en afvoer binnen het lichaam van voedingsstoffen, afvalstoffen, zuurstof, koolstofdioxide, hormonen, afweerstoffen, bloedcellen en lichaamswarmte.
Het hart is de pomp van het cardiovasculair systeem. Het pomp zuurstofrijk bloed naar het lichaam en zuurstofarm bloed naar de longen.
Ademhalingssysteem
Het ademhalingssysteem is het orgaanstelsel dat dient voor de gaswisseling: het uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide.
Onze longen kunnen niet zelfstandig uitzetten en inkrimpen. Ze doen dit door opwaartse en neerwaarste beweging van het diafragma (middenrif) om de lengte van de borstholte te vergroten en verkleinen en door opwaartse en neerwaartse beweging van de ribben om de breedte (afstand van rug naar borst) van de borstholte te vergroten en verkleinen.